Horizontale overeenkomsten (d.w.z. overeenkomsten tussen bedrijven die op hetzelfde productie- of handelsniveau actief zijn) zullen waarschijnlijk de mededinging beïnvloeden en zijn onderworpen aan de EU-mededingingsregels, met name artikel 101 VWEU. De Europese Commissie heeft in 2011 richtsnoeren vastgesteld om overeenkomsten met betrekking tot samenwerking tussen concurrenten te beoordelen. Deze richtlijnen vormen een aanvulling op de groepsvrijstellingsverordeningen voor O & O-overeenkomsten en specialisatieovereenkomsten. Ernstige vormen van concurrentiebeperkingen (zogenaamde hardcore-beperkingen) zoals prijsafspraken, beperkingen van de productie, marktaandelen of klantengroepen zijn verboden, ongeacht de marktpositie van de partijen.

 

De drempel voor het gecombineerde marktaandeel dat de aanbestedende bedrijven kunnen bereiken om van een groepsvrijstelling te genieten, is 20% (in het geval van specialisatieovereenkomsten) of 25% (O & O-overeenkomsten). Als deze waarden worden overschreden, zijn O & O- en specialisatieovereenkomsten niet automatisch verboden, maar moeten ze afzonderlijk worden beoordeeld in het licht van een vrijstelling op grond van artikel 101, lid 3, VWEU.

 

De beoordeling op grond van artikel 101, lid 3, VWEU wordt uitgevoerd door een marktanalyse die zorgvuldig de economische voor- en concurrentiebeperkende effecten van een overeenkomst in evenwicht houdt. Alleen wanneer positieve effecten opwegen tegen negatieve effecten kan een onderneming ondanks hoge marktaandelen worden vrijgesteld van het kartelverbod.

 

EE&MC heeft uitstekende expertise om dergelijke analyses uit te voeren en de juiste marktdefinitie uit te voeren.